Amsterdams erfgoed

johnny jordaan.jpg

Aan de voet van die mooie Wester
Heb ik vaak in gedachten gestaan
'k Heb er dikwijls staan te dromen
Van die mooie, die fijne Jordaan

 

Om Amsterdam op zijn staart te trappen zou je eigenlijk over de Wallen moeten wandelen, over de Zeedijk slenteren en een bakkie koffie drinken op de Nieuwmarkt bij café de Zon. Misschien passeer je onderweg nog Cafe ’t Mandje waar de tijd letterlijk een hele tijd heeft stilgestaan met de deur op slot vanaf 1982 tot aan 2008.  Maar slenteren op de Wallen is lastig tegenwoordig want je bent er de enige niet.  Gelukkig zijn de bierfietsen inmiddels verboden. Bovendien is het nog steeds een hoerenbuurt en daar staan we ons in ieder geval openlijk niet op voor. (*Kees van Beijnum, Dichter op de Zeedijk)

Amsterdams erfgoed is dan ook eerder verbonden met het imago van de Jordaan, daar kunnen we trots op zijn, het bezat de romantiek van de armoe. Die armoe is inmiddels ver te zoeken. En daar hoeven we natuurlijk echt niet rouwig om te zijn. Hedendaagse armoe vind je eerder in de Vogelbuurt of in Slotervaart of in de Banne Buiksloot, wijken waar men het doorgaans niet breed heeft.

Voor de buitenstaander heeft Amsterdam zijn imago mede te danken aan een hele optocht aan populaire artiesten die alle clichés die je over Amsterdammers kunt verzinnen belichamen. Zo had je Johnny Jordaan en Willy Alberti, je hebt René Froger, je had Tante Leen, je had Andre Hazes, je hebt Peter Beense, je had Manke Nelis, je had Johnny Meyer, Willeke Alberti, (ze doet me steeds meer denken aan buurvrouw Dien) hoort er bij en natuurlijk Koos Albers, ook zo een geboren en getogen Jordanees. Zo zijn er nog hele rijen te noemen die bij leven nog menig kroeg in Amsterdam met een bezoek verblijden, werkzaam in het zogeheten Schnabbelcircuit. Een aantal artiesten hebben een blijvende indruk gemaakt en behoren tot het Nederlandse cultuurgoed maar zijn bovenal vertegenwoordigers van het Amsterdamse levensgevoel en de humor en dramatiek die daar hand in hand gaan. Zoals overal ter wereld natuurlijk want laten we duidelijk zijn,  we sijn allemaal gelijk en “we benne op de wereld om mekaar om mekaar te hellepe nietwaar”. Maar nog altijd wordt het verschil gemaakt door de taal, het gogme, het bijdehand doen en het Amsterdams accent dat uiteindelijk opduikt vanuit onverwachte hoek, daar waar Jordanezen naar toe verhuisden in de 60’er jaren: Osdorp! De Amsterdamse taal wordt in 2000 prachtig samengevat door de Amsterdamse rapgroep Osdorp Posse:

 

Amsterdamse Taal

Tien Euro blijft een joetje, honderd piek dat is een meier
Vijfentwintig is een geeltje en je partner is je vrijer
Alle meissies noem ik wijven en voor jongens zeg ik gozers
Geile wijven dat zijn moppies, tortelduifjes noem ik vozers
Een kut is een doos, een korte tijd is een poos
en als ik zeg `Ik raak het stierenoog` bedoel ik de roos
Regen heet ook wel majem, en jenever is jajem
Heb je mokkel nou een scheur in d¹r broek? Kom maar ik naai `m!
Dus neem nog een jajem en daarna een gele rakker
en dan heb je een kopstoot. Een gabber is geen hakker
maar je makker! Dus geintjesflikker draai me geen loer!
Een provinciaal dat is een boer en een temeier een hoer
Een drugsdealer is een nachtapotheker of een handelaar
Ik wandel naar de whiskeybar en neem een Jan de Wandelaar
en maak `m soldaat zoals huisbazen huissies melken
Ik stuur je tulpen uit Amsterdam als ze verwelken!

Het is de orginele Amsterdamse taal
zonder bekakte `r` maar ouderwets normaal
Dus lul maar lekker slap als het om een erectie gaat
want het kan me niet verrotten welk dialect je praat
Het is de originele Amsterdamse taal
zonder bekakte `r` maar ouderwets normaal
Dus lul maar lekker slap als het om een erectie gaat
Hier in Amsterdam zegt iedereen je waar het op staat!

Een homofiele hoer dat is een broodpoot of een schandknaap
en als je wordt geprikt dan heet je nieuwe snee `Jaap`
Schorem moet naar de bajes, da¹s een grote teil met gajes
De nor, de lik, de bak, de cel alswel de Bijlmerbajes
Stelen heet pikken, jatten, gappen of klauwen
Rijms jatten dat heet bijten en dat zal je berouwen
Want je ouwehoert slap, en mijn rijms maken je wijzer
Een G.S.M. in jouw hand heet meteen een lulijzer!
Een woonboot is een drijfhuis, een bangerik een schijtluis
Je moet naar het toilet of de W.C., ook plee of schijthuis
Je troel heeft een smoel en met al die make-up erbij
is haar gezicht een verfporem oftewel een schilderij
En als je dood bent dan heb jij een tuintje op je buik
ben jij de hoek om of de pijp uit en zo koud als een ijskruik
Is het tijd om te vertrekken, nou dan smeer ik `m of peer ik `m
Mijn geloof is rap, als ik de paus zie dan bekeer ik `m!

Het is de orginele Amsterdamse taal

(…)

Een souteneur is een pooier, en die schooier maakt het mooier
Zet z`n kippen in de vitrine en wordt rijker dan de Gooier
Maar doe een regenjas aan voor jij de kerk in gaat
en lever geen Haarlemmerdijkies als het om vakwerk gaat
Want je hebt zo gonorroe of moet ik zeggen een druiper?
Schaamluizen dat zijn platjes en een gladjanus een gluiperd
Alleen een stommerd brengt een nieuwe brommert naar de lommert
want je wordt bedonderd omdat niemand zich om jou bekommert
Je autowrak heet koekblik, oude fietsen worden barrels
Jij wil losse relaties, maar wij lullen over scharrels
Rechters zijn befgajes, onderwereld heet penose
Politie is de smeris of de kit, Jantjes matrozen
Een snifter is een zadelruiker, sigaretten saffies
en opgewarmd eten kliekies, prakkies of lif-laffies
Een borstprothese heet gewoon een rubberen tiet,
en het verschil tussen kennen, kannen, kunnen we niet!

Het is de orginele Amsterdamse taal

(…)

Hier in Amsterdam zegt iedereen je waar het op staat!

 

Gelukkig, zou je bijna segge,  gaan de levensverhalen van een aantal van die artiesten werkelijk hand in hand met de te verwachten romantiek en ellende van Amsterdam van na de oorlog; als ware sjablonen kun je de levensverhalen van Johnny Jordaan en Willy Alberti er op na lezen. Andre Hazes liet zich niet onbetuigd en ook Johnny Meyer hield de Amsterdamse vlag van -doe maar gewoon- fier omhoog en stapte niet in het door anderen voor hem gewenste internationale Jazzmilieu. Johnny Jordaan kreeg binnen de landsgrenzen internationale allure, verkocht een hoop 45toeren plaatjes en kon niet zo goed omgaan met het vergaarde fortuin. Later verklaarde hij zijn homoseksualiteit met de prachtige woorden: “God hep me so gemaakt”.   Willy Alberti, zijn neef in iets betere doen was dan wel een Tenore Napolitano maar dat maakte vooral een groot verschil in Amsterdam, in Italië kende men hem natuurlijk niet. Ze hadden nog wat van ‘m kunnen leren… Jordaan maar ook Alberti stonden in de vijftiger jaren nog op straathoeken en in kroegen te zingen in, waar kan het ook anders, de Jordaan. Dat deden ze voor een scheet en drie knikkers  (*Johnny Jordaan, de biografie-Bert Hiddema)  Talentvolle zangers waren ze beiden zoals Johnny Meyer een topstuk was op zijn accordeon. Hazes dacht groot, speelde in stadions en zijn dood zorgde voor een volgepakt Ajaxstadion en een massaal beleefd verdriet. Maar helaas moesten ze het allen doen met een wat meewarig zuchten van de culturele elite die bepaald wat er goed is en wat slecht en dus voor volksvermaak doorgaat, een denigrerende kwalificatie. Hooguit wordt je knuffelvolkszanger maar dan moet je wel eerst dood zijn en wat rock ’n roll gezongen hebben. Op een aantal plekken in de Amsterdamse horeca kun je nog steeds genieten van dit cultuurgoed en eens per jaar vindt er nog steeds een Jordaanfestival plaats. Ook al is de Jordaan niet meer wat het geweest is… het Zwanenkoor zingt nog dat het een lust is.

Vorige
Vorige

De Oosterbegraafplaats