De Oosterbegraafplaats
Begraafplaatsen zijn oorden waar de namen voortleven, je kunt ze lezen en ook al ken je de mens niet die er begraven ligt, er is even contact.
Op zoek naar Amsterdam loop ik over de Oosterbegraafplaats en ontmoet daar vele mensen, ik ken ze niet, ik lees slechts hun naam. Het zijn Amsterdammers naar ik aanneem. Ergens hier liggen ook mijn ouders te rusten maar voordat ik naar hen op zoek ga, wandel ik mijn neus achterna. Onwillekeurig wordt mijn aandacht al snel getrokken door een aantal enorme monumentale graven, glanzend zwart en heel herkenbaar in hun stijl. De diversiteit van Amsterdam wordt al sinds eeuwen mede bepaald door Sinti en Roma en hier op de Ooster vind je hun graven. Soms is het praalgraf al klaar voor de nu nog levenden, de echtgenoot van de gestorvene heeft zijn plek immer naast zijn partner, alleen de sterfdatum ontbreekt. Verpakkingsmateriaal van een aldaar genoten maaltijd ligt nog op het graf en dat doet me denken aan een begraafplaats buiten Cairo waar ik ooit was. Daar was het een goede gewoonte om jaarlijks met de familie op het graf van de overleden familieleden te picknicken. Een mooi gebaar van nabijheid dunkt me. Hier bij de Roma en Sinti gebeurt dat kennelijk dus ook. Aan de overkant van het graf op een stukje gras staat een tuinameublement klaar voor een bijeenkomst. Hollanders doen dat wat meer ingetogen, er zijn graven waar een bankje voor staat, daar kun je eens rustig de tijd nemen om in contact te komen met de gestorvene en wie weet met jezelf.
Sommige graven zijn oud en versleten. De namen zijn nauwelijks nog leesbaar, voor hen is het einde der tijden wellicht nabij. Dat geldt niet voor de 19e -eeuwse schrijver E. J. Potgieter want ook al zal misschien niemand hem nog een persoonlijk bezoek brengen, zijn naam blijft bestaan en daar heeft hij zelf voor gezorgd, er staat niet voor niets op zijn graf ‘Onsterfelijk maakt de oorspronkelijkheid’. Het grote grafmonument helpt daarin wel mee! Talloze grauwe stenen passeren, vergane boeketten, overwoekerde grafplekken, hier en daar een vers gedolven graf en nog voldoende plek voor anderen die nog leven. Bij het graf van Van Heutsz schrik ik. Het graf of eigenlijk de graftombe is gevormd als een bunker die aanvallen kan doorstaan en aangevallen wordt hij steeds meer, voor zijn bedenkelijke en agressieve rol ooit in voormalig Nederlands-Indië. Nee, dan Majoor Bosshard, een Amsterdamse lieveling. Haar kleine steen te midden van andere Leger des Heils notabelen toont bescheidenheid en dat woord heeft ze dan wel niet uitgevonden, ze heeft het wel nageleefd tot in haar graf.
Meer graven van bekende Amsterdammers kun je er vinden maar ik ga er niet naar op zoek, hoewel ik nu ik dit schrijf me voorneem Wally Tax nog eens te gaan opzoeken. Wel loop ik toevallig tegen een andere bekende naam aan die me doet glimlachen. Ik ken de naam slechts als plaatsaanduiding. Mevrouw Kleine-Gartman ligt hier tezamen met haar man. Aan de grootte van het grafmonument af te lezen moeten zij en haar man Amsterdamse Notabelen zijn geweest. Thuis nazoeken leert me dat mevrouw in haar tijd een beroemd actrice was; ze zal in ieder geval nog voortleven als Kleine-Gartmanplansoen te Amsterdam in Google Maps want hier zal het niet lang meer duren voordat de naam onleesbaar wordt. Al wandelend passeer ik het veld met Islamitische graven, ook op de Nieuwe Ooster toont Amsterdam zich in zijn kleurrijke diversiteit. Inmiddels weet ik kompas-technisch niet meer waar ik me nu eigenlijk bevindt. De Nieuwe Ooster is nog veel groter dan ik ooit dacht. Ik ga op zoek naar mijn ouders maar heb eigenlijk werkelijk even geen idee. Maar zolang het gezegde blijft beweren dat toeval niet bestaat, maakt het zichzelf waar. Plots zie ik in mijn ooghoek ook hun namen verschijnen.
Mijn Vader en Moeder liggen er nog steeds en ‘voor altijd’ als je de tekst op de steen mag geloven. Dat is lang maar we doen ons best…