Wat betekent dat, Amsterdam?

Amsterdam ligt aan het IJ en daar ligt het al een tijdje.  Niet moeilijk te vinden dus, voor een Amsterdammer.  Hoe lang ligt Amsterdam daar al? De meningen zijn verdeeld maar ruim 700 jaar zal het zeker zijn. (*Amsterdamcentraal website) Aemstelredamme begon aan de Amstel als een zich gestaag uitbreidende kleine nederzetting hoewel er ook in dit geval mensen zijn die daar andere ideeën over hebben, want volgens Bas Kok  ontstond Amsterdam als nederzetting aan het Die, het riviertje dat vanuit Noord-Holland het IJ instroomt. (* Bas Kok, Oerknal aan het IJ)  Mocht dat waar zijn en daar zijn genoeg argumenten voor aan te voeren dan ligt aldaar wel zeker ook een Amsterdamse Magneet begraven die er voor zorgt dat er in Noord een blijvende toevoer is van Amsterdammers. Maar daarover later meer…

 

Amsterdam ontstond aan een rivier in een verder veenachtig gebied overal er om heen.* Met  waterwegen alle kanten op. Amsterdam groeide vervolgens uit tot handelscentrum want die waterwegen waren best handig. Er werden dijken aangelegd , we lagen mooi aan het IJ, plek zat voor een haven.  De Schrayershoucktoren keek er op uit en een endje verderop lag de Zuiderzee die een opening bood naar de grote zee voorbij Texel. Er werd ook nog een Dam gelegd in het Die of de Amstel, daar wil ik even afwezen. Die dijken zijn er nog allemaal: de Zeedijk en Nieuwendijk, Oudezijds Achterburgwal en Nieuwezijds Achterburgwal, de Grimburgwal. We hebben er nog veel plezier van. En de Dam, je kunt er kennelijk van alles van vinden, die ligt er ook nog. Er werd gaandeweg flink bijgebouwd, dat moeras daar verzinnen we wel wat op… we bouwen gewoon op palen…

 

Amsterdam, die groote stad,
Die staat op honderd palen,
En als die stad eens ommevalt,

Wie zal dat betalen?
Ik niet, jij niet en een ander ook niet.
Rien, tien, twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig, zeventig, tachtig, negentig, honderd.”

(https://onh.nl/verhaal/amsterdam-die-grote-stad-die-is-gebouwd-op-palen)

 

De handelsgeest bloeide en groeide en daarmee ook de burgerij. Het werd de kern van het succes van Amsterdam. De stad ontwikkelde zich gestaag middels telkens weer een stadsuitbreiding, aanvankelijk als een gordel om de stad heen en door het droogleggen van grote gebieden voor industrie en woningbouw volgt gaandeweg uitbreiding naar alle 4 windstreken, de Pijp, Zuid, West, stiefkind Noord, Oost en daaraan weer geplakt tuinsteden: Osdorp, Diemen, Nieuwendam, Geuzenveld, Slotervaart, de Bijlmer, Purmerend, Almere, Lelystad…. Je kunt het je niet meer voorstellen maar het Concertgebouw lag ooit aan de rand van de stad, de Pijp was een waterrijk achterland, de Albert Cuijp was een trekvaart en de Heineken brouwerij verrees er als eerste grote bebouwing ten midden van de landerijen. De Sloterplas is nu gewoon een gezellig recreatiemeer waar je kunt leren zeilen. Onder het motto “vanaf de Zeedijk en dan verder’ ontwikkelde Amsterdam zich als een Hollandse successtory met dank aan de handelsgeest. Het succes zet zich voort ook al is niet iedereen daar blij mee. Loop eens over de hoofden door de Warmoesstraat…

 

Amsterdam heeft in die minstens 700 jaar bijdehand en handelend een historie opgebouwd van gedogen, rationeel zijn en eigenwijs brutaal. In al de historische boeken die er over Amsterdam verschenen en nog verschijnen zijn dat aspecten die het succes van Amsterdam mede verklaren. Dat grote succes, belichaamd in wat we nu ‘Het paleis op de Dam’ noemen, ligt besloten in een vrije geest die ooit ging waaien en bleef waaien. Dat trok mensen aan uit alle windstreken (*Johnny van Doorn, ‘De geest moet waaien’ . Van Doorn kwam uit Arnhem naar Amsterdam en is nooit meer weggegaan) Amsterdam ontwikkelde zich en dat trok mensen aan die succes zochten, vrijheid of op zijn minst werk. In historische tijden waarin vrije handelaren en de burgerij streden om de macht met adel en katholieke kerk ontstond er in Amsterdam een pragmatisme waarin handel en geld verdienen door de burgerij voorop stond en de baas was. Iedereen was welkom maar draag dan wel je steentje bij. Portugese joden kwamen daar op af, waaronder zeer welgestelden, Hugenoten wisten de weg naar Amsterdam te vinden, zeelieden bleven hangen. We waren dan wel formeel protestant geworden in Amsterdam, dat kwam ons politiek goed uit en dat trok volk maar katholieken bleven welkom en mochten ook geloven mits ze dat dan maar bij de lieve heer op solder deden. Horeca werd voor een behoorlijk deel gerund door allerlei volk uit Duitsland en verder (*De Amsterdamse Herberg 1450-1800).  Kortom, als je wat te brengen had, dan was je welkom. Nu noemen we het gedoogbeleid maar die manier van doen is al veel ouder. Om Amsterdam heeft in figuurlijke zin nooit een muur gestaan. We hadden natuurlijk een aantal stadspoorten, dat wel en een hele vesting er om heen maar dat had vooral te maken met vermeende oorlogsdreiging, het waren spannende tijden toen met Willem van Oranje, de gebroeders de Wit en Filips II.  Voor zaken en pragmatisme stond de deur open en anders wel op een kier, wees welkom…

Amsterdam werd een smeltkroes om dat cliché maar eens te gebruiken met nuchter koopmanschap als basis en  gedogen vanuit pragmatische overwegingen als een kerngedachte. Een beetje handigheid, door ons aller Louis van Gaal ‘Gogme’ genoemd: gevoel voor het spel, was daarvan het gevolg en dat is naar mijn stellige overtuiging de basis geweest voor wat Amsterdam is en vooralsnog ook blijft. Kijk naar marktkooplui overal op de wereld en je ziet het zelfde: bijdehand, op het contact, niet bang voor opwinding, humor en ironie als stijlmiddel. In Amsterdam werd dat tot cultuur die ook door onze burgermeesters al jaren wordt omarmd. Het kopje thee dat Job Cohen wilde drinken in een onrustige periode na de moord op Theo van Gogh past ook in die rijke traditie…

 

“Nee, in mijn ogen is een Amsterdammer nog altijd zo’n vervelend stuk vreten dat op de markt staat en als je daar een beetje chagrijnig iets gaat kopen, van die ‘leuke’ Amsterdamse gebbetjes met je maakt. Dat vind ik niet plezierig.” (*Gerbrand Bakker in ‘Ons Amsterdam, maart 2019)

 

 In Amsterdam heeft zich aldus genetisch materiaal ontwikkeld, terug te vinden bij geboren en getogen Amsterdammers zoals mijn vader… die verwarring schiep door met een uitgestreken smoelwerk het tegendeel te beweren van wat hij werkelijk dacht en het aan de toehoorder en de context overliet om de ironie te ontdekken; die niet bang was om met een kwinkslag een nieuw contact naar zich toe te trekken, die een uitgebreid repertoire van vaste woorden en uitdrukkingen hanteerde, die graag met andere Amsterdammers het aloude handelaartje met verve bleef spelen ook al ging het maar om een Joetje of een Meier. Een Amsterdammer is recht voor zijn raap, vlot in het contact, al snel amicaal: “hé Mop…” vaak ongenuanceerd “krijg de kolere” en rauw op je dak.  Dat levert bij niet-Amsterdammers soms schrik op, onbegrip en misverstand, soms ruzie. Maar sociaal en gevoelig hoort ook bij het repertoire, als het er op aankomt. Er werd veel gemopperd thuis over onze nicht kleine Lies die steeds gekker ging doen, maar vele zaterdagen ging mijn Pa op de fiets naar haar toe om te helpen orde in haar chaos te brengen.

 

Eigenwijs en brutaal, dat vindt ook Wim Sonneveld: (‘de gulle lach’…)

“ik roep naar boven, dat doe je verkeerd!” roept de Amsterdammer tegen een bouwvakker hoog op een ladder… en na de vragende blik van deze klinkt sonoor: “dat moet je een ander laten doen” De repliek volgt direct “…moet je me daarvoor de ladder af laten komme?” “…lag ik al om half elf te matten op de Ferdinand Bol…”

Of:  

“…hij song een aria uit de Rigoletto: “Je zingt wel lekker, t komt alleen een beetje rottig je strot uit..“ welke opmerking ook weer de nodige spanning oplevert. De conclusie van het personage van Sonneveld is onvermijdelijk:  “Waar is de gulle lach op heden gebleven…dat vraag ik u af…”

 

Is dat nou die Amsterdamse volksaard? Beetje brutaal, gênant eerlijk met een kwinkslag die het pruimbar maakt en tegelijkertijd ook irritant als je het spel niet beheerst, bijdehand wat dat ook moge wezen, gericht op humor die de ander aftroeft en ondertussen niet te hoog van de toren blazen want anders heb je eilie! (bargoens voor drukte of kapsones hebben). Kortom, Amsterdammers hanteren een flipperkast als communicatiemodel en daar voel je je als je het spel niet beheerst als buitenstaander heel snel in verloren. Daarnaast heeft Amsterdam zijn eigen taal, je kunt het vooral horen: ik hep de son in de see sien sakke; in Amsterdam klinkt een dikke L…   Soep klinkt in Amsterdam als Sjoep en dan natuurlijk die A, kaas wordt Koas en baas wordt Boas en soms “Foel ik me sau ferdomd allee-heen”.  Er valt best meer over te zeggen maar het aanhoren werkt het best. (* ‘lik op stuk’ het dialect van Amsterdam, Henriette Schatz)

 

De typische Amsterdamse gedragsvormen in combinatie met de Amsterdamse volkstaal die dan ook nog doorspekt is met Bargoens (dieventaal: woordgebruik dat buiten de eigen kring niet begrepen wordt) en woorden met een Jiddische oorsprong geven tezamen een beeld van een Amsterdam dat wellicht minder aan het verdwijnen is dan je in eerste instantie zou denken. (*‘het schaep met de vijf poten’) Als een toerist in eigen stad ben ik op zoek naar de plekken in Amsterdam waar die flipperkast nog met verve wordt bespeeld…

En nee, dat is niet langer in de Jordaan… Waar dan wel? Daarvoor gaan we terug naar de jaren ’60 waarin de diaspora zich voltrok naar de buitenwijken en het centrum zich diende te ontwikkelen tot een werkplek voor banken en andere witteboorden. Dat hadden ze bedacht. Er zijn zelfs nog even plannen geweest om nog veel meer grachten dan de Elandsgracht, de Westerstraat of de Lindengracht te dempen. Om aan die plannen die gelukkig grotendeels niet doorgingen, herinnerd te worden hebben we de Wibautstraat nog, de Jodenbreestraat en het IJtunneltracé.  Nog wat verder kun je terug kijken, tot aan het begin van de 20e eeuw toen Amsterdam Noord door het gemeentebestuur bevorderd werd tot woonplaats voor asocialen! Daar gingen we goedkoop en sociaal bouwen voor verpauperde Amsterdammers die leefden in vochtige kelders en instortende panden. ideale plek! Plek zat en werk zat. En niemand die er last van had, er kwamen projecten om Amsterdammers te herhuisvesten die straatarm en asociaal waren. Sociale woningbouw, door Wibaut en De Miranda bedacht, werd aldus voor het eerst in Noord in praktijk gebracht . Je had tuindorp Nieuwendam, het Vogeldorp en de Vogelbuurt, tuindorp Oostzaan met Tuttifruttiedorp, Disteldorp, Floradorp… allemaal volkswijken rond de jaren twintig gestart om armetierige arbeiders van een betere woning te voorzien. In Asterdorp en Vogeldorp kreeg je als erkend asociaal dan nog onvermijdelijke begeleiding ook. (*Het pauperparadijs, Suzanna Jansen) (*Asterdorp, Stephan Steinmetz)

Amsterdam is dus wellicht ooit aan de overkant van het IJ begonnen, het is daar nu nog steeds in ieder geval…en je kunt er met de pont naar toe.

 

Maar er is meer aan de hand… Amsterdam Oost, West, Zuid. Allemaal buurten met hun eigen karakter en allemaal ook Amsterdam. Inmiddels allemaal buurten in transitie. Tijden veranderen en wijken gentrificeren. dat begon ooit in de Jordaan dat in de vijftiger jaren nog treurnis was en armoe (* Johnny Jordaan, Bert Hiddema; De afgekeurde woning) en nu een trekpleister, in de Pijp struikel je over de horeca bevolkt door jonge mensen en ook West gaat mee in de vaart der volkeren.  Verdwijnt daarmee het karakter van Amsterdam? De haringboer met zijn stal in de Jan Evertsenstraat, hoek Admiralengracht vond rond het jaar 2000 van wel. De bevolkingssamenstelling aldaar, vele migranten vonden daar ruime gezinswoningen, leverde geen klandizie meer op, men was er niet echt dol op haring met uitjes en zuur. Hij verdween met stille trom. Wellicht richting Purmerend of Almere.

 

Waar is dat oude Amsterdam gebleven? Als hij nog leefde zou Johnny Jordaan er ongetwijfeld een lied over hebben gezongen.. het is dat het Frederik Hendrikplantsoen net iets dichter bij de Jordaan lag  nadat hij uit Beverwijk terug kwam naar Amsterdam. Anders had hij best in de Banne Buiksloot kunnen gaan wonen. Aan de overkant van ’t IJ.  Had ie nog eens kunnen zingen in Café de Bult bij het Mosveld.  Het is er dus nog steeds, wellicht homeopatisch verdund, terminologie gebruikt door een bedenkelijk politicus die niet door heeft dat het van alle tijden is dat tijden veranderen. Amsterdam ontleent er zijn kracht aan! Het mengsel dat Amsterdam is, heeft nog wat harde brokjes uit de 20e eeuw die na omstandig roeren nog steeds niet helemaal vermengd zijn, als een goeie yoghurt met stracciatella. Die heerlijke brokjes kun je nog vinden. Daar gaat het op deze website over.

 

* Amsterdam is er dus al een tijdje en je kunt de ontwikkeling van Amsterdam prachtig verbeeld zien op grafische wijze in het Amsterdams museum en op de website van het stadsarchief.  Daar zie je het dorp aan de rivier zich gestaag uitbreiden in een nogal zompig deltagebied.  (https://www.youtube.com/user/StadsarchiefTV/playlists)

 

 

Vorige
Vorige

Hanna in de Anjelierstraat

Volgende
Volgende

De Oosterbegraafplaats