Hanna in de Anjelierstraat
Bij ons in de Jordaan
Zing je van hela hola hoeladiejee
Bij ons in de Jordaan
Zie je de jongens en de meiden dansend gaan…
“Mijn man komt uit West, daar mocht ik geen verkering mee hebben…” aldus Hanna uit de Anjelierstraat. Dat waren nog eens tijden! Met haar heb ik het uitgebreid over de Jordaan en over wat er allemaal veranderd is in de afgelopen jaren. Hanna is een derde generatie Jordanees, haar Oma woont om de hoek en haar moeder een straat verderop. In duizelingwekkend tempo komen er verhalen, beelden en zodoende de recente geschiedenis van Amsterdam voorbij snellen, zelfs de naam Holleeder komt nog even langs. Hoe het vroeger was en hoe het komt dat het nu allemaal zo anders is maar toch ook niet helemaal.
Die sociale controle die er ooit was, de tijden dat iedereen mekaar kende, dat de slager om de hoek zat en de bakker en de groenteman ook en dat je in ieder geval wist welke bijnaam er bij wie hoorde. Slager Burger kocht een pandje in de straat en dan kon jij toen je op je zelf ging wonen een verdiepinkie huren bij hem. Dat niet alles paradijselijk was dat mag duidelijk zijn. Haartjes wassen met een steelpannetje en een washandje bij het aanrecht, dat was het wel zo een beetje, het was een echte arbeiderswijk tot in de 70er jaren. Je kon proberen je gezin en jezelf een betere toekomst te garanderen door zelf een woninkie in de Tuinstraat te kopen maar 20.000 gulden was toch teveel gevraagd en dus werd het huren voor 40 gulden per maand. Dat alles is nu niet meer voor te stellen. Die tijden zijn voorbij.
De sociale cohesie was ooit groot, er waren wel sociale verschillen maar je kende mekaar, je was gelijk aan elkaar en waar nodig stak je mekaar een hand toe. Alles was dichtbij, de slager, de bakker, de groenteman, het zat allemaal vlakbij, om de hoek of een straat verderop. Je kende je buren en wist van ieder de bijnaam. Er was altijd reuring en controle vanaf ’s ochtends vroeg. Het leven kwam op straat voorbij en als de buuv’ uit het raam hing en een onbekend iemand wat speurend door de Tuinstraat liep dan werd er al snel vanaf twee hoog geroepen: “hé, beij wie mot je weese?” ‘ Oma hield de straat vanuit haar stoel bij het raam via haar spionnetje, de zogenoemde buitenspiegel in het raamkozijn, in de gaten.
Aan de voet van die mooie Wester
Heb ik vaak in gedachten gestaan
'k Heb er dikwijls staan te dromen
Van die mooie, die fijne Jordaan’
In die tijd was voor het meisje Hanna het luiden van de klok van de Westertoren het oriëntatiepunt in de dag bij het spelen op straat met vriendinnetjes. “Dan wist je hoe laat het was want je had geen klokkie of een mobieltje”
In de 70er jaren toen een bemiddeld tandarts een heel pandje kocht bij Hanna in de straat voor zijn studerende kinderen, zette de verandering in. Aanvankelijk natuurlijk aarzelend, hier en daar wat studenten in goedkope oude en rommelige pandjes, maar dat werden er steeds meer en dat ging gelijk op met Jordanezen die vertrokken omdat ze ook wel eens goed onder de douche wilden staan in een nieuwbouwwoning in Amsterdam Noord of Purmerend of Almere. Van oude pandjes kun je mooie panden maken en er kwam vervolgens ook ander volk dan studenten de buurt in. Dit keer met een veel ruimere portemonnee. De armoe in de Jordaan kreeg een romantisch, folkloristisch imago vooral ook omdat de echte armoe aan het verdwijnen was, tezamen met de kleine, tot dan welvarende middenstand die langzaam maar zeker werd vervangen door horecazaken te kust en te keur. De Jordaan werd voor buitenstaanders een aantrekkelijke wijk. Een oma, oud geworden in haar eigen buurt, verkoopt haar huis dat ze 50 jaar geleden kocht, voor 280.000 aan een vriendelijke goed uitziende jongeman want dat is toch mooi vele malen meer dan dat ze er ooit voor betaalde. Even later blijkt het voor 900.000 op de markt te worden gebracht. De tijden zijn definitief veranderd, ietwat schaamteloos. Hanna stopt dan ook met haar volkse buurtkroeg, er zit nu een hippe tent in.
Volgens Hanna is de verandering in de jaren 80 ingezet. Voor die tijd, zo zit dat in haar herinnering, had je nog de oude normen en waarden, je hielp mekaar, je kende mekaar en je voelde je betrokken op elkaar. En heus er waren verschillen natuurlijk, en er waren hoeren in de buurt en het was heus niet allemaal romantisch maar er heerste meer gelijkheid dan er nu is. Er wordt niet meer uit het raam gehangen. Er wordt niet meer aangesproken op gedrag, ook die mores is veranderd hoewel de man van Hanna nog steeds prima in staat is in te grijpen bij gedrag dat ‘m niet zint. Ook al is het de dochter van hun Marokkaanse buurvrouw, die vervolgens blij is dat ie dat doet. Want “als iedereen zijn mond nou houdt…”, waar blijf je dan. Paul, de man van Hanna, die vent uit Amsterdam West, brengt dat nog steeds in de praktijk met de Amsterdamse slag en ook Hanna houdt zeker haar mond niet als iemand het schoteltje met snoepjes dat altijd op het tafeltje staat bij de toiletjuffrouw van de Hema op de Nieuwendijk in een keer leeg graait. Dan kun je stormachtig de wind van voren krijgen.
“Het is allemaal veel anoniemer geworden” zegt Hanna en dan wordt het al snel ieder voor zich. Dan verdwijnt de Amsterdamse zorg voor elkaar zonder aanziens des persoons. Er zijn nog steeds wel van die echte Amsterdammers als Hanna en Paul, het sociaal voelende, geen blad voor de mond nemende, bijdehandte voetvolk zonder IJlie dat Amsterdam aan zijn imago heeft geholpen maar dat is nu wel aan het verdwijnen, in ieder geval in de Jordaan. De verschillen zijn veel groter geworden, de buurt is definitief veranderd.
“Er hangen niet eens meer normale gordijnen…”