De pont over het IJ
Omdat er al een man op de grote houten bank zit en het nog wel even kan duren al eer de pont er is, ga ik in het bushokje zitten dat eigenlijk ponthokje dient genoemd. Even later word ik door hem toegeroepen maar verstaan doe ik hem niet, mijn oren spelen me weer eens parten. Dus ik kijk niet-begrijpend zijn kant op en dat zorgt er voor dat hij op me toe stapt. Kennelijk dient er iets gezegd te worden en helemaal gerust ben ik er niet op.
Waar of ik vandaan kom, is de vraag. Met een rond en blozend gezicht en een flesje bier in de hand is dat zijn openingsvraag. Zijn accent klinkt bekend en dat schept direct een band. Amsterdam is het juiste antwoord en aldus praten we verder. Hij is geboren in de Kinkerstraat en woont inmiddels na wat omzwervingen in Amsterdam op het Spreeuwenpark in Amsterdam Noord. Hij moet daar weg want zijn vrouw kan niet meer zo goed trappenlopen en is ook al een beetje dement. Dus hij zoekt naar een benedenwoning, want zijn vrouw kan niet meer zo goed trappenlopen en is een beetje dement. Maar hij is niet van plan een dure vrije-sector woning te betrekken, hij is niet helemaal gek, “mij pakken ze niet”. Desnoods gaat hij scheiden en zoekt hij voor zichzelf wat kleins en voor zijn vrouw een andere woning, daar krijgt ze dan flink subsidie bij... “Want mij pakken ze niet”, want hij zoekt naar een benedenwoning want zijn vrouw kan niet meer zo goed trappenlopen maar hij heeft geen zin in een dure vrije-sectorwoning. “Mij pakken ze niet” ... hij grijnst me aan en ik knik hem vriendelijk toe, ik hoef niet veel te zeggen...
De pont komt er aan en dat zorgt voor een afscheid op de automatische piloot. Onafhankelijk van elkaar lopen we er naar toe. Ik loop een heel grote man tegemoet die van de pont af komt. Hij is klaarblijkelijk flink onder invloed is en ziet er enigszins angstwekkend uit. Hij kijkt me met een doorschijnende blik aan en loopt door. Meer dan alleen drank, denk ik...
Even later verschijnt opnieuw mijn Amsterdamse vriend aan mijn zijde, we zijn al onderweg naar de overkant van het IJ.
Hij steekt onmiddellijk van wal. “Dat ik twee zoons heb en dat ik hem nog wel weer tegenkom…” mijn antwoord dat ik ook twee zoons heb, is niet relevant want het gaat hem om een ontmoeting met die vreemde grote kerel en gaat verder: “hij sloeg me op de schouder en zei dat ik twee zoons heb en dat ik hem nog wel eens tegenkom” . “hoe kan hij dat nou weten?”... “Dat ik twee zoons heb” . “Maar hij is volgens mij ook flink onder invloed”, reageer ik. “Dat ik twee zoons heb en dat hij me nog wel eens tegenkomt”...”Hoe ken dat nou, dat ie dat weet”... “Nou, ik staaa op Scherppp! Ik sta op scherpppp” zegt hij lachend alsof het een goede mop is. Wat hij daar nou precies mee bedoelt, begrijp ik niet... “hij slaat me op mijn schouder en zegt dat ik twee zoons heb; ik sssta op scherppppp”. Ik mompel nog wat en inmiddels zijn we aangeland aan de overkant.
“Kom je nog mee een biertje drinken...? ” Ik wijs de andere kant op, weg van het spreeuwenpark en doe hem de groeten...weg is hij.